Border-crossing met Laos was, zoals verwacht, weer leuk. Na een dag waar geen einde aan leek te komen bereikten we uiteindelijk de grens, waar we opnieuw een eeuwigheid moesten wachten op de transfer-bus naar Laos. Zaten we daar eindelijk op, echt 100m ver, rijdt dat ding zich vast in de modder (zie foto). Na een uur werden we uiteindelijk gered door een kraan-camion-truck die de bus uit de miserie trok, go Laos. Ondertussen is het hier in de regio moesson in volle glorie.
In zuid-Laos kwamen we aan op het Bolaven-plateau, een super mooi gebied met groene bergen en koffie- en rubberplantages (de champagne onder de koffie, jaja). Wij in het overdekte zijspan van een taxi-motor het hele gebied verkend (= tempels, watervallen, grotten), leuk!
In centraal-Laos deden we de master onder de caves: Tham Kon Lo. Echt supermooi, een van de coolste dingen die ik ooit heb gedaan. Met een gemotoriseerde kano vaar je 7.5km op een onder-bergse rivier. Die rivier loopt dus onder de berg, door de mooiste grot ooit, op sommige plaatsen is die tot 100m breed en je komt in kamers die het kethedraal-gevoel opwekken met meeega grote staligitieten en staligmieten. Was alsof de berg ons opslokte, we een ritje door z’n dikke darm maakten en dan weer werden uitgespuwd.
Nog een zielige anekdote: op de weg hier, die Thailand met Vietnam verbindt, rijden elke dag 3 tot 4 ‘dog-trucks’. Zijn dus trucks waarin superveel kooien zijn opgestapeld met daarin opgepropte honden. Die beesten worden door een soort van maffia in Thailand (illegaal) gevangen, in de truck geperst en afgevoerd naar Vietnam, waar ze worden opgechopt en opgegeten. De rit duurt 2 tot 3 dagen waarin ze geen eten of drinken krijgen, veel sterven dus onderweg wat een afschuwelijke stank achterlaat wanneer die trucks voorbij rijden, echt walgelijk. De lokale bevolking duikt hier ook collectief weg wanneer er zo’n truk door het dorp scheurt.
Op naar Vientiane, hoofdstad van Laos. Laos is in een woord ‘laid back’. Vientiane is dus de meest chill-out-hoofdstad ter wereld. Of met ander woorden, er is niets te doen. Hebben we goed gedaan, niets doen: koffietjes, rondstrollen, tempels, Boeddha’s, … Stad op zich is niet echt bijzonder.
Verder naar het noorden hielden we nog halt in Vang Vieng, bij uitstek de meest trieste plek in Laos, met uitzondering van de prachtige omgeving, grotten en watervallen (of course). Vang Vieng is een klein ruraal dorp dat wordt overspoeld door toeristen (vooral jongeren) die niets anders doen dan ‘tuben’ (met een band de rivier afdrijven en zich onderweg bewusteloos zuipen in de bars along the way). Verder draaien de bars en restaurantjes in het dorp zelf eeeuwige herhalingen van friends en the simspons waar je hersendood van wordt. Iedereen loopt hier, genant, half bloot en straal bezopen rond, een oneindige-doop-sfeer. Nog nooit zo beschaamd gevoeld om blank te zijn.
Wij hebben dan maar een fiets gehuurd (check DE Barbie-bike op de foto) en de omgeving verkend. Twee leuke grotten, in eentje viel het lict uit! Haha, gelukkig hadden we ons lampje mee. Uit de grot stroomde onderaan ook een riviertje (check foto) waar je tot 80m diep in de grot kan zwemmen, supercool, wel veel tegenstroming. Wij dus met ons lampje op zwemmen, zwemmen tot alles donker werd. Nog meer zwemmen, kom je in verschillende kamers en dan laten meedrijven J De andere grot was super groot en moest overal onder en over klimmen, schuiven en doorglijden. Geen licht in deze grot dus was wel een beetje eng om niet te verdwalen of om in spleten of putten te vallen (er stonden wel af en toe verloren bordjes met ‘danger’). Op een gegeven moment zag ik dus een meeega grote spin, echt een vogelspin, onder een steen glijden. Toen durfde ik mijn handen nergens meer neer te zetten en dat was een beetje lastig. Maar echt super mooie grot.
Nog meer naart noorden. Na al de berg-buik-avonturen was de Unesco-heritage-stad Luang Prabang een welkome afwisseling. Een heel mooie en gezellige stad aan de Mekong. Nog meer tempels, Boeddha’s, stupas,… Ook nog grappig: kwam ik daar op restaurant toevallig een vriendin tegen, de wereld is klein. Daar dus nog lekker gerelaxt en voor we verder door gingen naar Vietnam hadden we nog het geweldige idee (een van de betere) om een jungle-trek te doen. Op een of andere manier trekken wij vage situaties aan en dit beantwoordde daar weer volledig aan. De 2-dagen (gelukkig) durende trek zat duidelijk nog in de experimentele fase. Het ‘pad’ was eigenijk geen pad en na 40 minuten waren we helemaal doorweekt omdat het veel te warm was om jezelf uberhaupt voort te bewegen, dus ook niet om een berg te beklimmen. Ergens uitgerust in een hutje en dan weer verder. Ondertussen werden we geattacked door bloedzuigers (Kim had een meeega dikke op haar been waar het bloed, na verwijdering van bloedzuiger, bleef uitstromen, bruh). Bijna boven op de berg kwam er een onweer opzetten (op een of andere manier vang ik altijd onweer boven op bergen). Zaten we daar dus, ergens, op een met bamboo-overgroeid modderspoor, mijn armen opengesneden door de razende vlijmscherpe bamboo die alle kanten op ging. Nog een beetje regen. Het modderspoor bleef in kilos aan het profiel van onze zolen plakken waardoor we de laatste kilometers als spice girls hebben afgelegd, pure work out. Toen pikten we onderweg ergens locals op die van het werk (het veld) kwamen en weer naar hun dorp liepen. O ja: part of the trek was een home-stay, wat zoveel betekend als Lao Lao (rijstwhisky) hijsen met het stamhoofd en slapen in zijn living. Wel een leuke hill tribe, de Akha people, beetje schuchtere mensen (er komen bijna nooit blanken) maar heel mooie traditionele kledij met veel felle kleuren en leuke sieraden.
Op dag twee speelden we verder Viet Cong (zelfs de gids voelde zich ondertussen een beetje gegeneerd). Lunch bij de volgende hill-tribe, same same. Die man bleef maar Lao Lao schenken (het was nog geen 12 uur). Gids (opnieuw) onder tafel gedronken. Vaag gedoe dus maar wel prachtig landschap, hoewel we het iets te intensief hebben ervaren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten